New Material Award

NB: Dit zijn allemaal dimensies van de onzichtbaarheid die Pachirat “the politics of sight”, ofwel "de politiek van het zicht" noemt — is de maatschappij in de moderniteit nu echt "beschaafder” geworden of zij we gewoon veel beter geworden in het verbergen van dingen die als onacceptabel worden beschouwd? Pachirat stelt dat we er vaak vanuit gaan dat wanneer iets aan de oppervlakte komt, de wereld ervan zal walgen en erop zal staan dat het stopt. Maar de vraag is of glazen slachthuizen wel het gewenste effect zouden hebben.

BS: Hij ontwikkelde het idee van het glazen slachthuis, gebaseerd op een verhaal van Ursula Le Guin, The Dispossessed, waarin een communistische kolonie op de maan alles wat er in fabrieken gebeurt zichtbaar maakt. De vraag is of we, als we de dagelijkse realiteit van slachthuizen zouden kunnen zien, of we dan aangespoord zouden worden om te protesteren, of dat het geweld ons af zou stompen, dat we eraan zouden wennen, wat zou resulteren in een nog slechtere situatie dan voorheen. Het is een lastige vraag, maar waarschijnlijk zouden beide reacties voorkomen, met als resultaat polarisatie. Het probleem is: wanneer je iets blootlegt, loop je altijd het risico dat het tegenovergestelde gebeurt van wat je bedoeling was. Dit heeft me ook bewust gemaakt van de noodzaak om sensitief om te gaan met de manier waarop ik bloed representeer, en om de shocktactiek te vermijden. Er bestaat een gezegde in de journalistiek: “if it bleeds, it leads”, ofwel: bloed trekt de aandacht. We beginnen verdoofd te raken door de gruwelijkheid, en dit maakt de situatie alleen maar lastiger. In plaats van gewelddadige beelden te laten zien van koeien die worden geslacht of mishandeld, door een materiaal te maken dat fysiek van aard, en misschien zelfs wel aantrekkelijk, is, hoop ik dat mensen die anders geschokt of verafschuwd zouden zijn, zich op een andere manier tot het werk verhouden. Als mensen ernaar kijken, kunnen ze soms niet eens geloven dat het van bloed is gemaakt. Dus door een hele eetkamertafel met servies van bloed te presenteren, of door de tegels te laten zien met daarbij het geluid van de hartslag van een koe, afgespeeld van een langspeelplaat gemaakt van bloed, ontstaat er een sfeer. Die sfeer neemt de plaats in van de onzichtbaarheid van de industrie.

NB: Je zou denken dat consumenten het recht zouden moeten hebben om te zien waar hun voedsel vandaan komt, maar zelfs jij als onderzoeker hebt geen toegang kunnen krijgen tot de industrie. Wat denk je dat daar de reden voor is?

BS: De beelden van de slachthuizen die we vandaag de dag zien, zijn extremen: het zijn ofwel extreem gewelddadige beelden van dierenactivisten die ergens hebben ingebroken, of het zijn hele steriele beelden die door de industrie zelf worden verspreid en waarin geen elk spoort van bloed te vinden is. Ik snap wel waarom slachthuizen gesloten zijn; ze krijgen alleen maar slechte pers. Dit maakt het alleen heel moeilijk om een ​​dialoog aan te gaan. Ik dacht dat de steun van dit fellowship en Het Nieuwe Instituut zouden helpen, en ik ben met een paar slachthuizen in gesprek geweest, maar er kwam gewoon niets uit. Echt niets. Zelfs deuren die in eerste instantie open leken te gaan, gingen dicht. Ik had het gevoel dat ik in de parabel van Kafka zat waarin een man door een deur wil gaan om toegang te krijgen tot de wet, maar de portier blijft maar zeggen, “Nu niet”. In plaats daarvan heb ik de fellowship gebruikt om met allerlei experts te spreken — van slachthuisdierenartsen en historici tot dieren-ethici. Wat ik heb begrepen, is dat we naarmate we meer vlees begonnen te eten, ook de ethiek ervan in twijfel begonnen te trekken, en de perceptie van het eten van vlees veranderde. Dat is ook het moment waarop de industrie steeds onzichtbaarder werd en vlees anoniem werd. De grote veranderingen op het gebied van industrialisatie van slachthuizen vonden plaats aan het einde van de 19e-eeuw in de Chicago Stockyards, toen karkassen aan haken werden opgehangen zodat de zwaartekracht zijn werk kon doen om het bloed af te voeren, en vervolgens in een productielijn verwerkt werden. Een interessante kanttekening is dat Henry Ford hier zijn idee kreeg om auto’s aan de lopende band te produceren. Sinds de gekkekoeienziekte wordt het dier in geavanceerde slachthuizen met een hol mes geslacht, wat betekent dat het dier aan de hand van een vacuümpomp leegbloedt zodat het bloed niet met zuurstof in contact komt. Daarna wordt onmiddellijk een stollingsmiddel aan het bloed toegevoegd, zodat het vervolgens verwerkt en voor andere toepassingen gebruikt kan worden. Echter, als een normaal mes wordt gebruikt en het dier normaal leegbloedt, dan moet het bloed gedroogd en verbrand worden. Het is dus zo dat het gereedschap dat wordt gebruikt, de waarde van het bloed bepalen, daarom laat ik die instrumenten zien, als onderdeel van de installatie.

NB: De instrumenten zijn designobjecten. Met andere woorden: ontwerp wordt gebruikt om de waarde van het bloed te bepalen. Op metaniveau gaat jouw project ook over de utopische waarden die design zichzelf toeschrijft. Toen Paola Antonelli Violence and Design cureerde, besloot zij de tentoonstelling online te zetten in plaats van die in het MoMA zelf te laten zien, omdat ze objecten zoals het 3D-geprinte pistool en de kronkelende hellingbaan, ontworpen door Temple Grandin om koeien rustig te houden terwijl ze naar hun slachting lopen, niet op een voetstuk wilde plaatsen. De tentoonstelling stelt vragen bij de rol van ontwerp in relatie tot de dood, ondanks dat design over het algemeen liever niet geassocieerd wordt met het feit dat het verantwoordelijk is voor dit soort instrumenten en voor het zeer efficiënte systeem van massamoord. De beslissing om geen producten te maken is niet alleen een vorm van verzet tegen de slachthuisindustrie, maar ook tegen de ontwerpindustrie.

BS: Iemand heeft me ooit een hele boze e-mail gestuurd waarin hij het project bekritiseerde omdat we als ontwerpers zouden moeten werken aan een positieve toekomst en met het werk dat we doen positiviteit zouden moeten genereren. Ik heb geantwoord dat het niet bedoeld was als een positief project, maar dat het een weergave is van de werkelijke wereld waarin we leven. Het probeert dingen niet acceptabel of beter te maken, maar juist een ​​beeld te geven van een industriële realiteit die we niet zien. Een positief project zou een voortzetting zijn geweest van ontwerpgeweld. Toen industriële slachthuizen ontstonden, was er een blind enthousiasme over het feit dat we dieren konden doden met dezelfde efficiëntie als waarmee we industriële goederen produceerden. Aan het idee een koe te zien als een product waarmee zoveel mogelijk waarde gegenereerd kan worden, ligt natuurlijk precies dezelfde mentaliteit ten grondslag als aan het idee om koeien zoveel te eten te geven dat ze zo snel mogelijk groeien en zo snel mogelijk geslacht kunnen worden, opdat ons voedsel zo efficiënt mogelijk geproduceerd wordt. De race naar efficiëntie is uiteindelijk heel destructief. Een ontwerper die besluit om geen producten te maken en geen deel uit te maken van de industrie, ondervindt weer andere gevolgen. Toen ik begon, verzette ik me tegen het idee van een project in een museum; liever kom ik bij mensen thuis, waar ik echt verschil kan maken. Maar zodra iets in de economische cyclus van productie en distributie terechtkomt, wordt het gebruikt voor de doelstellingen van de industrie. Je hebt geen controle meer over hoe het wordt ervaren. Daarom presenteer ik het nu als een installatie in een museum, maar je moet die kans natuurlijk wel krijgen. Dit is een kans die niet veel ontwerpers, wiens inkomen afhankelijk is van het aangrijpen van kansen, zelfs als ze daarmee een slecht systeem dienen, krijgen.

NB: Hoe zit het met jouw eigen, persoonlijke verantwoordelijkheid, ben je vegetariër geworden?

BS: Niet helemaal, maar ik eet zeker minder vlees. Het project gaat niet over bewustwording en hoe het mij vegetariër heeft gemaakt. Maar, na al het onderzoek dat ik heb gedaan, was het moeilijk om mijn gedrag er niet op aan te passen. Het gaat ook hier weer om de “politics of sight” – pas je je gedrag aan of wen je er gewoon aan? Uiteindelijk is dat nog altijd een keuze.